Kornelis, Kuta, Kelimutu en andere verhalen
Door: Peter
Blijf op de hoogte en volg Peter en Karlijn
30 Augustus 2016 | Hong Kong, Hong Kong
Flores. Dat was inderdaad de volgende bestemming, na een paar eerste dagen in Sanur. Vroeg in de ochtend vlogen we van Denpasar naar Labuan Bajo, het kleine havenstadje aan de westkust van Flores. Piepklein vliegveld, gelegen tussen de opvallend dun begroeide heuvels rond Labuan Bajo. Het taxiritje vanaf het vliegveld duurde nog geen tien minuten, we werden afgezet langs de weg aan het begin van Labuan Bajo, bij "Palulu garden homestay". We liepen over een klein paadje, waar we een eenvoudig huisje met een wat krakkemikkig overdekt terras, met uitzicht over de baai aantroffen. Een vrouw van rond de twintig begroette ons en nam ons via een smal, steil trappetje mee naar beneden, wat lager op de heuvel. Daar stond een keurig betonnen gebouwtje waarin zich vier kamers bevonden met een smal terras ervoor. Prima kamer, klein maar spik en span, en voorzien van airco.
We gingen weer naar het terrasje, waar we incheckten en verwelkomt werden met koffie uit Flores en een kop thee. De vrouw zat enthousiast te vertellen, over haar opleiding tot leraar, die ze onlangs had afgerond. Ze gaf terloops ook een inkijkje in de schrijnende corruptie die Indonesië zo kenmerkt. Ze wilde dolgraag aan de bak, maar beschikte niet over de juiste connecties, was geen familie van een politicus of anderszins, dus ze kon veel moeilijker vast werk vinden en áls ze het al kon vinden, moest ze met een fractie van het gangbare salaris genoegen nemen. Of ze moest een dikke envelop met smeergeld meenemen....
Inmiddels was haar vader, de eigenaar, gearriveerd. Een kleine, vriendelijk ogende man, grijs haar, kaal van boven. Zo iemand waarvan je meteen weet: da's een goeie. En dat zou ook zo blijken. Zijn lijfspreuk: pelan pelan (rustig aan).
Hij stelde zich voor, Kornelis heette hij. Jarenlang gids geweest, en nu z'n eigen kleine guesthouse op Flores. Hij vertelde dat hij dit heeft weten op te zetten omdat hij sponsors heeft uit Nederland. Hij was vroeger een Foster parents kind, zo vertelde hij.
Hij vroeg of we een pannenkoek wilden. Ja, hoor. Dat is tevens dagelijks het ontbijt, inbegrepen in de prijs: een sappige bananenpannenkoek en een kopje vette, heerlijke Flores koffie (net zo lekker als Bali koffie) of thee. Later zou blijken dat zijn vrouw wel iets betere pannenkoeken kan bakken, niet te dik en smeuïg. Kornelis bakte te dikke en te droge exemplaren. Dat mocht de pret niet drukken, we hadden een prima locatie uitgezocht met alleraardigste mensen.
Het plaatsje bleek te stikken van de toeristen. Niet zo verwonderlijk, want voor de kust lagen talloze kleine, mooie eilandjes, de Komodo-archipel, bekend om de angstaanjagende komodo-varanen, en uitmuntende duik- en snorkellocaties.
Het moet wel gezegd dat de overgrote meerderheid van de toeristen ook niet verder kwam dan Labuan Bajo.....en dat is zeer onterecht. Maar voor ons wel prettig....
Er bleken iets te veel iets te hippe, moderne koffiebarretjes en restaurantjes te zijn. Daar houden wij toch minder van, wij drinken en eten liever tussen de locals, bij normale, authentieke warungs (kleine restaurantjes). Gelukkig was er aan de haven elke avond een pasar malam (avondmarkt), waar zich een dozijn kraampjes met plastic stoeltjes bevond, en daar werden grandioos lekkere lokale lekkernijen, met name vis, geserveerd. Van de vijf avonden hebben we drie keer hier gegeten. Je wijst een grote vis aan (een menu is er niet) die wordt op een provisorische BBQ gelegd en binnen korte tijd heb je een heerlijke, kruidige vis op tafel. Kakelvers, met rijst en lekkere groente. En sambal uiteraard. En na het eten je handen wassen waarbij de vrouw van de kraam de zeep op je handen goot en een kannetje water boven je handen langzaam leeggoot. Bier moest je aan de overkant halen, bij de winkel. Wat een feest weer..... En elke avond hartstikke druk. De lokale bevolking kwam vaak ook eten halen. Tot slot gingen we dan naar een trendy maar puur Indonesisch koffiehuisje (waar zijn die toeristen? Lusten die geen moddervette, Indo-koffie?) voor een lekker bakkie. Bijna alleen jongeren, altijd wel iemand die gitaar zit te spelen. En drie keer zo goedkoop en lekker als die quasi-hippe toeristenplekken.
We begonnen in Labuan Bajo met, vanzelfsprekend haast, een rustige relaxdag en daarna was ik twee dagen behoorlijk ziek, heel verkouden en koortsig. De tour naar Rinca eiland, waar ook de komodo's zijn, moesten we daarom twee keer verzetten.
De derde dag lukte het eindelijk. Om half acht met de bemo (een minibusje, met banken langs de zijkant, vaak uitbundig gedecoreerd en ietwat opgepimpt) naar de haven. Met knalharde muziek aan. Ook zo'n wonderlijk fenomeen: vrijwel altijd heeft een bemo-chauffeur knalharde muziek aan, reggae, dancehall, rap, noem maar op, met dreunende bassen. En iedereen in het busje vindt het doodnormaal en kijkt gewoon stoïcijns voor zich uit.
Kornelis was ons achterna gereden op z'n scooter en wees ons de boot. Nadat nog acht mensen in waren gestapt, vertrok de kleine motorboot, voorzien van twee drijvers aan de zijkant, voor de balans (net als in de Filipijnen). Langs de westkust van Flores ging de tocht, waardoor we alvast wat meer van het eiland zagen. Mooie, glooiende groene heuvels, ook hier niet veel bossen maar her en der wat bomen en palmbomen met lange stammen met donkere, wat kleinere bladeren. Toch nog zo'n twee uur varen voor we bij Rinca aankwamen. Opnieuw werd bevestigd dat het toerisme inmiddels stevig wortel heeft geschoten hier. Veel boten aan de steiger. Na een stukje lopen kwamen we bij de ticketoffice van het nationaal park Komodo, waar ook Rinca deel van uitmaakt. Zo'n €18 per persoon, niet misselijk. We kregen een gids mee die ons vertelde over de dieren die we mogelijk zouden zien tijdens onze wandeling: komodo's (misschien), wilde buffels, herten, diverse bijzondere vogels en nog veel meer. Hij vertelde waarom de komodo zo bijzonder is (komt alleen in deze archipel voor, zo'n duizend op Rinca o.a, en zijn de grootst levende varanen), waarom ze zo gevreesd zijn ( het speeksel bevat dodelijk gif, die leidt tot een onherroepelijke, langzame en zeer pijnlijke dood) en waarom we, wanneer we er eentje zien, erg waakzaam moeten zijn (ze zijn, hoewel zo zo'n drie meter kunnen worden en korte, dikke poten hebben, opmerkelijk snel en niet ongevaarlijk voor mensen. Hoewel ze het niet direct op mensen gemunt hebben, zijn er wel degelijk ongelukken gebeurd). De gidsen, ranchers, hebben altijd een dikke, lange stok met een twee uiteenlopende uiteinden bij zich, just in case....
Aan het begin van de wandeling zagen we twee waanzinnig grote varanen, vlak bij de keuken, behorend bij de woningen van het personeel. Deze bleken hier zo'n beetje elke dag te liggen en waren feitelijk half-wild. Maar toch....wàt een beesten, die dikke huid, enge kop en die lange, dunne tong die heen en weer uit hun bek kwam.
Toen we verder het park inliepen, splitste de groep zich. De helft koos de korte roue, wij kozen de lange, ruim anderhalf uur. We zagen nog slechts één komodo in het wild, een kleine, maar toch ook best indrukwekkend. Later kwam ik er achter dat de maanden juli en augustus de meest ongeschikte maanden zijn om komodo's in het wild te spotten. Paringstijd. Maar dat vertellen ze natuurlijk niet vantevoren. We kwamen nog wel twee wilde buffels tegen, ook heel wat anders dan tamme buffels die een ploeg voortrekken. En veel groter en indrukwekkender. De gids vertelde dat de documentaire over de komodo's - die ik ook heb gezien - van National Geographic hier is opgenomen. Daarin kun je zien hoe een komodo (ook wel komodo-dragon genoemd) een buffel van achteren bijt en de buffel vervolgens in twee weken langzaam maar zeker de dood in de ogen gaat kijken, terwijl het gif zijn werk doet. De komodo volgt de buffel in zijn laatste dagen en uren, wachtend op het moment dat de buffel uitgeput neerzijgt en z'n laatste adem uitblaast. Vervolgens scheurt de komodo, samen met zijn maatjes, de buffel aan stukken.
Verder veel uitleg door de gids over de natuur, de bomen, de dieren en een prachtige wandeling door de werkelijk bijzondere en schitterende natuur, met ook mooie vergezichten over het eiland en de zee. Het eiland kenmerkt zich voor een groot deel door een savanne-achtig landschap, met weidse, glooiende graslanden, onderbroken door plukken begroeiing van struiken, tropische, bijzondere bomen en palmen. En op de open stukken was het ondraaglijk heet.
Toch behoorlijk voldaan en drijfnat kwamen we weer terug. We gingen weer verder met de boot, aten onze lunch (rijst, uiteraard, met een lekker kippetje en pittige saus) en gingen richting een mooie snorkelplek. We zijn daar inmiddels behoorlijk handig in geworden en hebben ons wederom vergaapt aan schitterend koraal, surrealistisch vreemde en mooie vissen. Zeewater in alle kleuren blauw die je bedenken kunt, de groene heuvels van Flores en vele eilandjes als decor. Need i say more? Tot slot nog aangemeerd bij een piepklein eiland met een oogverblindend wit strand en een kleine, hoge, ronde heuvel in het midden. Lekker luieren, zwemmen en zonnen.
Daarna weer huiswaarts, naar Labuang Bajo.
Het werd tijd om verder te reizen. Met pijn in het hart namen we afscheid van die aardige Kornelis. Nog even op de foto en rond acht uur in de ochtend kwam de bus ons ophalen voor een lange reis oostwaarts, naar Bajawa. Hoewel de meeste toeristen dus in Labuan Bajo blijven, is het hele eiland behoorlijk aan het stijgen in populariteit. Dat betekent dat de nog wat onderontwikkelde toeristische infrastructuur tot gevolg heeft dat er in het hoogseizoen schaarste aan bedden bestaat. Kornelis had daarom telefonisch een kamer voor ons gereserveerd in Bajawa, en dat was nog niet makkelijk, maar toch gelukt.
Een tocht van negen uur over zo'n 300 kilometer stond ons te wachten. En opnieuw een vermakelijke, mooie tocht met tal van mooie momenten en mooie vergezichten.
De rit voerde ons over de "Flores highway", de hoofdweg van het uiterste westen naar het uiterste oosten, ruim 700 km lang, terwijl Flores hemelsbreed rond 400 km meet. Reden? Het duizelingwekkend aantal bochten. Je komt werkelijk geen 50 meter rechte weg tegen.
Beginnend in de eerder beschreven groene, redelijk kale heuvels, wordt het decor al snel bosrijker. Elke bocht weer nieuwe uitzichten, immense palmbossen, hoge bergen, vulkanen in de verte, omgeven door flarden mist en wolken, kleine primitieve dorpen, vrouwen die jerrycans op hun hoofd dragen, op weg naar een waterput (stromend water is hier geen vanzelfsprekendheid), mensen die zich bij een waterval of in een riviertje wassen of kleding wassen, een vrouw langs de weg die in haar handen spuugt en dat vervolgens in haar haar wrijft om dit in model te brengen, overal varkentjes rond het huis, op de weg liggen overal koffiebonen te drogen in de zon, op grote doeken, uitgestrekte helgroene rijstterrassen die schitteren in de zon, ik kan wel blijven doorgaan met grote en kleine details. We komen ogen tekort. Misschien tóch nog mooier dan de Filipijnen? Vooral anders, meer bergen, uitgestrekter, die wonderlijk mooie vulkanen die het landschap domineren. En als soundtrack bij deze schitterende beelden klinken uit mijn oordoppen de scheurende, huilende, zingende gitaren van, wie anders, de Smashing Pumpkins. Ware extase. Dat is het.
Onderweg werden kippen in bamboe kooien tussen de passagiers gepropt, zakken rijst, grote dozen, er kwamen steeds meer mensen bij, een man op een scooter hield de bus staande om te vertellen dat er nog iemand mee moest. De bus reed een smal zijstraatje in en bij een huisje middenin de jungle stapte nog iemand in. Dit tafereel herhaalde zich menigmaal.
In het plaatsje Ruteng, halverwege, stopt de bus. Een groepje schoolmeisjes in schooluniform, staat ons bedremmeld aan te staren. Met z'n drieën stappen ze dan toch voorzichtig op ons af. "Excuse me, what is going on?", vraagt een meisje met verlegen glimlach. We vertellen dat we over moeten stappen op een andere bus. Ze vragen onze naam, we hebben een kort gesprekje, waardoor de meiden een beetje hun engels kunnen oefenen. Giechelend lopen ze weer verder.
Na een uur zouden we weer met een andere bus verder rijden. Mooi nog even tijd om te lunchen. Even verderop vinden we een eenvoudige warung, amper verlicht, spartaans. Engels kennen ze niet, maar we weten een prima soto-ayam (soep met kip, lekker kruidig) te bestellen, met koffie toe, uiteraard.
Rond vijven arriveren we vlak bij Bajawo. De bus stopt bij een kruispunt. Samen met nog wat andere toeristen moesten we overstappen in een bemo, die ons naar Bajawa zou brengen, een paar kilometer verderop. De rugzakken werden los op het dak gelegd. "No problem", zei de chauffeur. Nou, rijden dan maar.....
We arriveerden in een klein plaatsje met brede straten, amper toeristen. We werden gedropt bij ons hotel, genaamd Bintang Wisata. Een kamer zonder raam, bed niet zo fris, spartaans. Maar vooruit, we hadden weinig keus. Bier werd voor ons gehaald. 's Avonds koelde het behoorlijk af, want we zaten redelijk hoog.
Er blijkt 's avonds één straatje te zijn waar de aanwezige toeristen samenklonteren. Een drietal restaurantje en wat hotelletjes. Wij gaan eten bij Lucas, een restaurant vrijwel geheel van hout, je waande je in een alpenhut. En tsjokvol. Dat eten moet wel goed zijn. Dat valt mee. Of tegen. Een redelijke saté, maar te weinig en te duur.
De volgende dag uitchecken. Ons hotel was al volgeboekt. Lopend naar de nieuwe locatie, ook al door Kornelis geboekt vanuit Labuan Bajo. Op naar Nusantara guesthouse. Op een hoek, met uitzicht over een sportveld, daarachter de groene heuvels. Een aardige jonge vrouw verwelkomt ons en wijst ons de kamer. Kleiner dan klein. Onze rugzakken passen er net in. Wel een badkamer, geen wastafel. Die is beneden. Heel apart.
We huren een scooter om een tochtje te maken door de omgeving, op zoek naar traditionele dorpen waar het Ngada-volk woont, een lokale stam, zo'n 60.000 leven er in deze regio, die nog op primitieve wijze woont en leeft. Het meest toegankelijk is het dorp Bena. Even zoeken, maar na een mooie rit over smalle wegen dwars door de jungle arriveren we bij een kleine parkeerplaats, vanwaar we in de diepte het dorp zien liggen. Ons ogen puilen uit van verbazing. Een dorp dat er uitziet alsof we de moderne beschaving ver achter ons hebben gelaten. Losse huizen, in twee rijen tegenover mekaar, helemaal van hout, gebouwd op palen, voorzien van schitterend houtsnijwerk met hele hoge kegelvormige rieten daken. Wel redelijk ingesteld op toeristen, dat krijg je als zo'n dorp makkelijk te bereiken is. Maar er zijn gelukkig amper toeristen. Met enige gêne lopen we naar beneden en wandelen door het dorp. De mensen zijn opvallend vriendelijk. Er worden wel her en der wat handgeweven doeken verkocht, maar verder heb je niet de indruk dat het een toeristenattractie is. De sfeer is behoorlijk authentiek. Oude, gerimpelde vrouwtjes zitten voor hun huis, soms met nog een paar tanden, het lijkt alsof we door een tijdmachine eeuwen zijn teruggeworpen in de tijd. Een groot plein in het midden, kinderen spelen volleybal, mannen zitten tevreden te roken en te kletsen. Deurposten zijn gedecoreerd met buffelhoorns en kaakbeenderen, een teken van voorspoed. In dit dorp blijken negen clans (families) te wonen. Voorgevels zijn rijkelijk gedecoreerd met schilderingen van paarden, buffels en slangen. Regelmatig worden hier nog rituelen uitgevoerd zoals die al honderden jaren plaatsvinden, ter gelegenheid van overlijden, huwelijk, oogst etcetera. Vaak worden daarvoor ook dieren geofferd. Het dorp is mooi gelegen en omgeven door tropische bossen. In het dorp staan diverse structuren, die mannelijkheid (een parasol-achtige structuur op een lange houten paal) en vrouwelijkheid (een soort minihuisje met een rieten dak) symboliseren, en die het aantal aanwezige families representeren. We voelen ons wel een beetje pottenkijkers maar we voelen ons niet onwelkom. Lekker een tijdje op een uitzichtpunt gezeten en met verbazing en fascinatie het dorpsleven aanschouwd. We zijn nog naar twee soortgelijke dorpen geweest, Luba en eentje warvan ik de naam kwijt ben. Deze waren nog indrukwekkender, omdat hier zichtbaar amper tot geen toeristen kwamen. We voelden ons als een soort Indiana Jones op avontuur. Werkelijk niet te beschrijven. De tocht op de motor was ook nog eens mooi, met name op de terugweg, terwijl de zon al bijna onderging. We reden vlakbij een vulkaan, we roken de zwavellucht en we reden door de mist en bijna dwars door de wolken die zich samentrokken langs de flanken van de vulkaan. We reden door mooie, afgelegen dorpen, er was ergens een groot openluchtfeest aan de gang en we werden weer uitbundig begroet en toegezwaaid.
We bezochten nog een warmwaterbron, waarbij heet water en koud water samenkwam in een klein meer. Mooie kleuren groen, blauw en turquoise en rondom prachtige bomen en lianen. De middagzon kwam er in dunne stralen doorheen en met de damp die van het hete bronwater opsteeg gaf dit een feeëriek effect.
We hadden er een lange, mooie dag van gemaakt en gezien wat we wilden zien.
De laatste avond aten we weer bij Lucas, er bleek er nog eentje te zijn, Lucas ll. Nou, proberen maar. Dat was geen succes. Nasi campur bestelde ik. Een gerecht van rijst met diverse kleine, smakelijke bijgerechten. Maar niet hier. Er werd een bord voor m'n snufferd gezet met rijst, slappe doorgekookte groenten en....huh? Een grap? Een mistroostige homp zwaar gepaneerd en te lang gefrituurd vlees-achtigs. Mijn mes brak bijna. Bot, vet en pezen. Niet te nassen. Ik was in zo'n bui om dit helemaal niet te pikken. Ik riep de jongen die het had gebracht. Hij zat met een koptelefoon naar zijn mobiel te staren. Uiteindelijk keek hij op en ik vroeg hem wat hij geserveerd had. Nasi campur. Ik zei nee, dit is geen nasi campur. Ja, zo maken we dat hier in de streek zei hij. Ik vertelde hem dat dit echt niet te eten was, dat ik hier niet voor wenste te betalen. Toen bood hij aan om iets anders te brengen nadat hij zich dan toch maar verontschuldigde. Saté dan maar. Ook niet best, maar ja je moet toch wat.
Ik realiseerde me ineens in wat voor vreemde situatie we ons eigenlijk bevonden. Met enkele tientallen toeristen zitten we hier 's avonds te eten, enkele tientallen kilometers hiervandaan wonen de Ngada-mensen in bijzonder primitieve omstandigheden. En overdag komen die werelden samen, middels een bezoek van die toeristen aan hun dorpjes. En vervolgens komen er weer nieuwe toeristen. Toch wel vreemd eigenlijk hoe dat dan werkt. De ene groep vergaapt zich aan de ander groep. Twee totaal andere werelden.
Toen we later bij het guesthouse aankwamen zat de kleine lobby helemaal vol met Indonesiers, allemaal aan het bier en kettingroken. Kreteks, de kruidnagelsigaretten die 99% van de mannen hier lijkt te roken. Er waren ook wat toeristen en het was best gezellig. We gingen er bij zitten en even later kwam de arak, de lokale drank gemaakt van vocht uit de palmvrucht, op tafel. Er was ook een oudere, wat nuffige Nederlandse vrouw bij. Zij had een eigen gids annex chauffeur. Ze sliep in de kamer naast ons. Toen we naar bed gingen, hoorden we duidelijk dat de goede man niet alleen was ingehuurd om te rijden en te gidsen.
De volgende dag gingen we weer verder. Om zeven uur stond de lokale bus voor de deur om ons naar Moni te brengen. Zo'n zes uur rijden, ongeveer 200 km. Weer zo'n mooie rit, nu soms langs de kust en weer al die mensen, die bagage, kippen en zelfs levende geiten die op het dak werden vastgebonden. Bij marktstalletjes langs de weg stopte de bus, zodat de chauffeur en sommige passagiers even boodschappen konden doen. En ook in deze bus knalharde muziek, dit keer Indonesische smartlappen.
Vroeg in de middag kwamen we aan in Moni, een dorp bestaande uit niet meer dan enkele tientallen huizen en wat guesthouses langs de "Flores highway", met uitzicht op een vallei.
Waarom Moni? Feitelijk om één reden: nationaal park Kelimutu. En dan vooral de drie kratermeren van Gunung (vulkaan) Kelimutu. De drie meren liggen op ruim 1600 meter hoogte en veranderen regelmatig van kleur. Het is voor de lokale bevolking een heilige plek, men denkt dat de geesten van de overledenen naar deze meren verhuizen.
Met name rond zonsopgang schijnt dit een magische, schitterende plek te zijn, als de zon in de verte opkomt en geleidelijk zijn stralen laat schijnen over de drie meren. Dat willen we natuurlijk graag zien. We besluiten slechts één nacht te verblijven in de Bintang Lodge, een schitterend gelegen guesthouse, met een terras vanwaar je een weids uitzicht hebt op de omliggende rijstvelden, bergen, de vulkaan en in de verre verte soms een glimp van de zee. De kamer, met heerlijk terras en heel ruim, is ook de moeite waard. Niet goedkoop en dat is te snappen. Die middag regelen we alvast een chauffeur die ons de volgende ochtend rond half vijf (ja, wat een feest, dat reizen....) naar de top van de vulkaan zal brengen en daarna naar Maumere, onze laatste halte op Flores. Even voor gemak kiezen, moet ook soms kunnen.
's Avonds aten we bij Chenty café, een heel eenvoudige warung, waar we de lokale specialiteit kozen, Moni cake. Gefrituurde schijfjes aardappelpuree met uien, kaas, vis, knoflook...en chilli-saus. Heerlijk.
De volgende ochtend ging de wekker voor de verandering weer eens vroeg. Kwart voor vier. Onze chauffeur, Agus (waar we nog heel wat mee te stellen zouden krijgen) stond om half vijf klaar, in het pikkedonker. We gingen richting de Kelimutu, net buiten het dorp. Een lange, bochtige, steile klim. Onderweg kwamen we de eerste mensen tegen die ook naar de top gingen. Want ja, er zijn dan wel niet erg veel toeristen in Moni, maar degenen die er zijn gaan allemaal op dezelfde tijd de vulkaan op. Bijna boven, een kaartje kopen, nog even doorrijden naar de parkeerplaats en het laatste stuk lopen. Zaklamp mee, het bleek nog een behoorlijke klim van zo'n 25 minuten. Bijna bij de uitzichtplek aangekomen zagen we dat het al een beetje licht begon te worden. Na de laatste bocht zagen we in de verte het uitzichtpunt. We waren niet de eersten.... Eenmaal op de top van de heuvel aangekomen bleek dat we een magnifiek uitzicht hadden over de drie kratermeren, twee naast elkaar met een dunne rotsand ertussen, eentje aan de andere kant van de heuvel. In de verte weids vergezicht over Flores, een aantal andere vulkanen en bergen en op de achtergrond een paars, oranje en rood gekleurde lucht, veroorzaakt door de langzaam opkomende zon. Hij was nog niet te zien maar kleurde de lucht al op schitterende wijze. Flarden mist en een paar wolken maakten dit onweerstaanbaar mooie schilderij compleet. Ineens werd duidelijk waarom deze plek met zonsopgang bezocht moet worden. De twee voor ons gelegen kratermeren waren nog donker en nog net zichtbaar, maar het was toch al een indrukwekkend gezicht, twee dampende meren in de diepte, omgeven door puntige rotswanden.
We bestelden koffie en thee bij één van de verkopers die hier al vroeg zaten. Er heerste een prettig soort opwinding onder de ongeveer honderd aanwezigen. Iedereen staarde in relatieve stilte naar de schitterende lucht en geleidelijk begon deze van kleur te veranderen. Donkerblauw werd lichtblauw, paars werd roze, oranje en rood werden goudgeel. Langzaam bereikte het zonlicht, eerst indirect, de kratermeren. De rotswanden langs de meren kleurden goudgeel en lichtbruin, het oppervlak van de twee meren werd lichtblauw, turquoise. Het leek wel of het zwavel in de meren licht gaf. De kleuren waren zo intens dat het meer wel met verf leek gevuld. Een spektakel, we werden er stil en lichtelijk opgewonden van. Het leek wel of we ons in een maanlandschap bevonden. We hebben bijna twee uur rondgehangen. Ik ben nog via een ander pad dichtbij de twee meren geweest en heb me verbaasd over de pracht van de kleuren, het had ook wel iets dreigend, iets intimiderend. Hoewel ik op veilige afstand was, wist ik dat een val in zo'n meer een wisse dood betekent. Ziedend heet, uiterst giftig, zo kan de natuur ook zijn. En die luchten....alleen dat was al de hele rit en het vroege opstaan waard....
Het andere, achter ons gelegen meer kleurde donkerblauw, was iets minder spectaculair maar de rijk begroeide rotswanden waren daarentegen ook heel indrukwekkend en kleurrijk. De vogels waren wakker inmiddels en dit leverde prachtige geluiden op, om het hele plaatje compleet te maken. Met een tevreden glimlach liepen we weer bergaf naar onze chauffeur.
Toen we de vulkaan in de ochtendzon weer afdaalden werd duidelijk hoe schitterend de natuur hier is. Mooie uitzichten over de vallei waar het plaatsje Moni ligt, trapsgewijze rijstterrassen, mooie bossen, warmwaterbronnen, boeren die al hard aan het werk waren op de rijstvelden en de vele akkers. We zijn een paar keer gestopt om te kijken en foto's te maken.
Eenmaal terug wachtte een heerlijk ontbijt met koffie op het terras, vanwaar we nog maar eens naar de vulkaan keken. Wat een ochtend, wat een natuur, en ja, je kon je voorstellen dat dt een heilige plek was.
Nog even douchen en inpakken en samen met Agus vertrokken we richting Maumere.
Met een luxe auto, heerlijk. Weer een prachtige rit uiteraard, toch weer anders dan de vorige ritten op Flores. Dichter begroeid, meer palmbossen en we gingen nu richting de zee, die we al snel konden zien in de verte.
Toen we nog in Moni zaten en de eigenaar van het guesthouse de chauffeur voor ons regelde, raadde hij ons hotel Sylvia aan in Maumere. Omdat we tussendoor ook nog even bij het strand wilden stoppen, gaf hij ons als tip om naar Paga beach te gaan. Onderweg bedachten we ons en wilden toch naar Koka beach, omdat dat mooier scheen te zijn. De chauffeur, die beweerde geen engels te spreken, keek moeilijk en zei dat de afspraak was om naar Paga te gaan. We hadden met hem helemaal geen afspraak gemaakt. Toen we eenmaal voor de afslag naar Koka beach stopten, vond hij het ineens wél een goed idee. Voor 100.000 rupia's extra dan, omdat we 2,5 km over een onverhard weggetje moesten. Ja, de groeten, we hebben je al genoeg betaald. Hij bleef maar volhouden. Ok, breng ons dan maar naar Paga, ook goed. Eenmaal daar aangekomen stopten we bij een restaurantje aan een verlaten maar prachtig strand. We hebben er heerlijk geluncht, dat moet gezegd. Agus was inmiddels een beetje chagrijnig en wij waren hem zat. Zeikerd.
Toen we weer verder gingen en even in de gids hadden gekeken, besloten we naar Wailiti hotel in plaats van Sylvia te gaan. Aan het strand, met een zwembad, dat leek ons beter.... Toen werd onze vriend helemaal nukkig en begon weer over een afspraak. Dat we naar Sylvia zouden gaan. Neehee! We hébben geen afspraak! Je zou ons naar Maumere brengen. Ok, zei hij, maar dan moet ik 20 km verder rijden, dus 100.000 extra. Maar ik ben ook niet van gisteren en had al op de app maps.me gekeken en wist dat het maar enkele kilometers verder was. Geen extra geld dus en we hebben hem effe duidelijk de les gelezen. Mokkend reed hij verder. De muziek had hij uitgedaan. Lul.
We reden Maumere binnen en in een onooglijke, sfeerloze straat zei hij ineens "okeeeee". Wat ok...we zeiden niks. Hij stopte ineens, voor de deur van....hotel Sylvia. Toen werden we toch een beetje boos en vertelden hem nog maar eens hoeveel we aan Billy, de man van het guesthouse, hadden betaald voor onder andere deze rit. Hij leek te schrikken en vroeg nogmaals: hoeveel? Oeps, ineens viel het kwartje. Vriend Billy had waarschijnlijk wat teveel in zijn eigen zak gestopt. Ineens was Agus, nadat we duidelijk lieten blijken dat we niet gingen bijbetalen en ook niet uitstapten, wel van plan om ons naar het gewenste hotel te brengen.
Toen we aankwamen, bleek het nog geen 2 km verder te liggen. We stapten uit, pakten onze rugzakken, zeiden nog gedag, maar Agus was boos, zei niets en scheurde weg.
Het hotel, eigenlijk meer een bungalowpark, bleek een aangename verrassing en ze hadden gelukkig nog een bungalow vrij. Anders hadden we daar maar mooi gestaan...
Een resort, ruim opgezet met allemaal bungalows en veel groen. Een groot zwembad en aan zee. Mwoah....kon slechter!
We zouden hier twee nachten verblijven en zijn het terrein niet af geweest. Lekker aan het zwembad liggen, 's avonds overheerlijk eten, hoewel het wel wat lang duurde steeds. Ik wilde bijna gaan kijken of het keukenpersoneel niet was weggerend. De laatste avond kwam er na ons een jong tuttenstel op het terras en die kregen veel eerder eten. Toen ik vroeg hoe dat zat, zei het tuttenmeisje quasi-triomfantelijk: jaha, wij hebben al drie uur geleden besteld! Tsja, dat kan natuurlijk ook. Pfff.
Het werd tijd om terug te vliegen naar Bali. Oorspronkelijk was het plan om nog naar het eiland Sumba te gaan. Schijnt heel mooi te zijn, nu nog heel onontwikkeld qua toeristische infrastructuur, maar we wilden eigenlijk wel een beetje afbouwen en ook nog wat dagen plat op het strand liggen. Bali en Lembongan, dat ging het nu worden.
Toen de taxi ons de laatste ochtend om 7 uur bij het kleine vliegveld afzette (we konden vanaf 6:55 uur inchecken) maakten we kennis met een nieuw fenomeen. Het vliegveld was nog gesloten! Om half 8 ging het dan toch open en ruim een uur later gingen we de lucht in om na anderhalf uur te landen op het vliegveld van Denpasar. De volgende bestemming was Amed, een kustplaats in het noordoosten van Bali. Openbaar vervoer is er amper op Bali, we namen dus een taxi. Een snorder, want de officiële taxi's vroegen wel erg hoge prijzen.
Onderweg naar Amed bleek maar weer eens hoe druk het zuiden van Bali is. Naarmate we Amed naderden werd het iets rustiger, en eenmaal in de buurt van de bestemming kregen we een goed gevoel. We reden over een smalle weg langs de kust, her en der wat guesthouses, winkels, warungs. Wel toeristisch, maar niet te gek. Prettige sfeer. Eenmaal aangekomen bij Sunrise café & bungalows, onze plek voor vier nachten, werd dat gevoel bevestigd. Prettige plek, slechts vijf kamers, klein restaurant aan zee. Het strand is hier zwart/ grijs, als gevolg van een hevige vulkaanuitbarsting begin jaren 60. De regio is redelijk droog vergeleken met de rest van Bali, maar toch opvallend groen. Een heel prettige plek. De drie volle dagen dat we hier verbleven hebben we grotendeels op het strand (lees: ligbed) doorgebracht. Favoriete bezigheid hier: snorkelen! Wij hebben ons er slechts één keer aan gewaagd. Mede omdat het gewoon te druk was in het water en bovendien moest je rakelings over koraal zwemmen, waarbij je al snel je benen openhaalt. En eerlijk gezegd vinden we snorkelen best leuk, maar het hoeft niet te vaak en bovendien hadden we al mooiere snorkelplekken gezien. Hier loopt echter 99% van de mensen met een snorkelsetje rond, inclusief zwemvliezen. Het begon op een gegeven moment toch wel op de lachspieren te werken. Alsof er een schatkist met gouden dukaten werd gezocht. Fascinerend om te zien dat iedereen soms gewoon hetzelfde doet... Hier moét je kennelijk snorkelen. Nou, prima, lekker doen dan.
We hebben hier vooral ook genoten van twee avonden met live-muziek. Eerst bij een restaurantje naast ons guesthouse. We kwamen spontaan binnenvallen en er speelde een opvallend vrolijke en goede band. Allemaal roken en spelen tegelijk, en aan de arak. Nuchter waren ze niet meer, maar het was een genot om naar te kijken. Het plezier spatte er van af. Eén van de bandleden riep steeds "arak obama!", om z'n persoonlijke voorkeuren te benadrukken. Ook wij werden er bijzonder vrolijk van en bestelden nog maar een biertje...
Een andere keer kwamen we binnen bij een reggae-bar/restaurant - gezien het aantal keren dat we Bob Marley hebben gehoord en vlaggen etc. met zijn afbeelding hebben gezien, zou je bijna denken dat Bob beroemder is dan the Beatles, the Stones en Mieke Telkamp bij mekaar - waar ook een fijne liveband aan het spelen was. En verdomd, bijna geen reggae, maar wel goed. Super-relaxte sfeer, een hond lag midden op de dansvloer te slapen terwijl enkele mensen aan het dansen waren, de prima gitarist kon ook uitstekend spelen met een sigaretje tussen z'n vingers. Opvallend veel mensen aan het kaarten, vaak met tattoo's en baarden.
Daar wil ik toch wel even bij stilstaan:
- Kaarten lijkt helemaal in de mode te zijn. Overal zien we opvallend vaak mensen kaarten. Met name de Israëliers die we in Noord-India zagen, maar die doen mekaar sowieso allemaal na.
- Die tattoo's en baarden....mag dit modeverschijnsel binnenkort heel misschien een heel klein beetje afgelopen zijn? We krijgen een beetje jeuk zo langzamerhand van die knulletjes met baarden. Meestal is het écht geen gezicht, een babyface met een baard. En wat betreft die tattoo's....pffff....wat een lelijkheid vaak. Je pikt de mensen er zo uit waarvan je nu al weet dat die over een paar jaar spijt hebben. En die afzichtelijke, ondefinieerbare, lelijk gemaakte figuren, buitenaardse dieren en quasi-filosofische teksten, soms ook in Hindi en Chinees.... Als iemand nu eens het lef heeft om een enorme Barbapappa op z'n rug te laten zetten, kan ik nog daar nog wel om lachen.
Maar goed, genoeg geklaagd! Moest ik effe kwijt.....
Het werd weer tijd voor een nieuwe plek! We hadden besloten om met de motor voor een nacht naar Gobleg, vlak bij Munduk te gaan. Gelegen in het Noorden, tussen de bergen, vulkanen, regenwoud en rijstplantages. Veel dunner bevolkt, minder toeristen en schitterende natuur. En meteen twee leuke motorritjes! Grote rugzakken achtergelaten, alleen een kleine rugzak mee.
Nou, dát hebben we geweten! We dachten, ach....Bali, geen probleem met de motor. De eerste 90 kilometer, via Singaraya langs de noordkust, was ook geen probleem. Omdat we de route via onze app maps.me hadden bepaald, wisten we dat we op een bepaald moment van de hoofdweg af moesten, het binnenland in. Nog ruim 20 km. We kwamen er snel achter dat deze app de kortste, maar niet de snelste route uitkoos.
Het eerste deel reden we over een smalle asfaltweg, en zagen we een totáál ander Bali. Weinig huizen, ruigere natuur, ook de mensen waren armer en minder gewend aan toeristen. Die kwamen we ook niet tegen. Op een gegeven moment werd de weg onverhard. En smal. En belachelijk stijl. We reden door mist, door wolken, de weg werd glad, modderig, hobbelig. Toen ging de weg over in twee paden van betonnen platen, ter breedte van een auto. Spekglad en stijl. En de motor bleek ook helaas niet zo krachtig. Het gevolg was dat ik soms de motor dwars moest zetten, om te voorkomen dat'ie stil zou vallen, met mogelijk een lelijke, half achterwaartse valpartij tot gevolg. Dit was bijna niet leuk meer, want áls ik al kon blijven rijden, was het nog spekglad op een smal betonnen spoor. Enkele keren slipte ik bijna weg, maar kon de motor nog net onder controle houden. De mist en wolken werden regen. Een waas van motregen. De natuur om ons heen, ja...die was wel prachtig. We keken een dal in, aan de overkant heel dichtbegroeid en door de flarden wolken die in het dal hingen hing er een bijna mysterieuze sfeer. En maar stijgen, stijgen... We begonnen wel heel erg te hopen dat we weer snel over asfalt mochten. Door de app konden we dat ongeveer inschatten, maar het leek een eeuwigheid te duren. Toen we eenmaal het mooie, donkere, fijne asfalt weer bereikt hadden, konden we wel juichen.
Nog een beetje stijgen, toen eindelijk dalen en toen....hield het op met zachtjes regenen. Stortregen. En dalen over ontzettend steile, continu kronkelende asfaltwegen waar het water vanaf gutst is ook niet heel fijn. We vonden een afdakje om onder te schuilen en toen het even later bijna droog was, daalden we voorzichtig verder af.
Even later, rond vier uur, waren we bij Bali Rahayu homestay, waar we geboekt hadden. Beetje duurder, maar allejezus....het mooiste uitzicht dat je maar kunt bedenken. Prachtig gelegen tegen een steile heuvel, mooie sfeervolle houten bungalows, een terras met weids uitzicht over onmetelijke rijstvelden, akkers, een vulkaan in de verte, nog verder bergen, her en der wat huisjes, prachtige wolken, je kunt er een hele dag naar kijken.
Doodmoe waren we, na de zwaarste aller motorritten, dus we hebben heerlijk voor onze bungalow gezeten, van de natuur en het geluid van de vogels genoten, een warme douche....ach, je kunt het je wel voorstellen. Een grandioze aankomst op een dito plek en een heerlijke namiddag en avond.
De volgende dag via de wat snellere en makkelijker route terug. En die was ook mooi, langs twee schitterende, hoog gelegen meren met een geweldig uitzichtpunt, lekkere, goeie, bochtige asfaltwegen, veel dalen....prima rit.
We haalden onze rugzak in Amed op en regelden via hen een taxi naar Tirta Gangga - dit betekent "water uit de Ganges" - waar we in een guesthouse zouden verblijven, voor drie nachten, dat we vooral vanwege de locatie hadden gekozen.
En die was inderdaad schitterend. Midden tussen de rijstterrassen, schuin oplopend tegen de omringende heuvels. Een kamer met een terras waar je kon voetballen. En een openluchtdouche met koud water en een hangtoilet. De wijde omgeving was werkelijk schitterend. We huurden weer eens een motor, maar dat ging niet makkelijk. Bij ons guesthouse was het niet mogelijk. Een eigenaar van een souvenirwinkeltje wilde ons zijn eigen motor wel lenen. We reden naar Pura Besakih, de grootste en belangrijkste tempel op Bali (De belangrijkste religie is hier het Hindoeïsme, maar deze variant verschilt nogal van die in India). Berucht vanwege de vele oplichters die er rondhangen. Bij aankomst op de parkeerplaats wist een bijdehandje ons te vertellen dat er vandaag een ceremonie plaatsvond en dat je alleen onder begeleiding van een local naar binnen mocht. Goh, joh, je meent het? Pleurt effe lekker op. En zo ging dat maar door. Eenmaal binnen waren we aangenaam verrast. Hier zijn heel vaak ceremonies aan de gang en deze week was het vier dagen achter elkaar het geval. Honderden Balinezen in prachtige kleding, met name wit. De mannen met een doek om het hoofd en een knoop aan de voorkant. Prachtig versierde schalen om te offeren. De hoofdtempel was indrukwekkend mooi en sierlijk, met vele kleinere tempels er omheen, in een prachtige omgeving en een weids uitzicht over Bali. Mooi om een tijdje rond te hangen en je ogen de kost te geven. Overal de geur van wierook, lekkere kruiden en eten van mensen die overal in het gras zaten te eten, er heerste een heerlijke sfeer. En net als vijf jaar geleden, aten we ook nu bij een tempel de allerheerlijkste, goedkope nasi campur. Eenmaal terug reden we over de Sidemenroute, een mooie weg binnendoor met veel hoogteverschil en vergezichten, en goed te berijden. De laatste 30 km over de hoofdweg. Een mooie dag, maar toch met de motor zo'n 160 km, iets meer dan de bedoeling was. Toen we 's avonds langs de weg een biertje dronken, zagen we de man van de souvenirwinkel weer met z'n motor naar huis rijden. Leuke bijverdienste gehad vandaag.
We aten 's avonds meestal heerlijk bij een nabijgelegen warung, met een vriendelijke man als eigenaar en z'n jonge zoontje in de bediening. Hij kwam de laatste avond bij ons zitten en vertelde ietwat verbittert over het feit dat de meeste toeristen bij restaurants eten waar hun chauffeurs commissie krijgen. Hij weigerde daar aan mee te doen, hetgeen hem behoorlijk wat omzet kostte. En heel, heel veel toeristen rijden op Bali inderdaad met een privéchauffeur rond. Hij vertelde ook dat 80% van de toeristenbusiness in buitenlandse handen is. En daar vloeit het geld dus heen. Veel Balinezen mogen blij zijn als ze een schamel baantje in het toerisme kunnen krijgen en houden. Dit draagt bij aan het beeld dat op Bali veel schone schijn heerst. Er is namelijk wel degelijk behoorlijk veel armoede, maar de Balinezen zijn te trots om dat te tonen.
Het werd tijd om Bali te verlaten. We vertrokken naar het eilandje Lembongan, een half uur varen vanaf Sanur, op Bali. De taxi-chauffeur die ons van Tirta Gangga naar Sanur bracht, reed een heel stuk binnendoor en liet ons een paar prachtige plekken zien, waar we even stopten voor een foto.
Vanaf Sanur gingen we met een grote speedboot, met zes enorme buitenboordmotoren, naar Lembongan. Alles perfect georganiseerd. De bagage werd op de boot geladen en wij moesten op blote voeten een stukje door het water naar de boot. Met een bloedgang, over verbazingwekkend hoge golven en een ruige zee, gingen we naar Lembongan. De havenplaats zag er leuk uit, bijna pittoresk - dat woord had ik volgens mij nog niet gebruikt. De passagiers werden over verschillende busjes verdeeld en werden bij hun bestemming afgeleverd. Voor ons was dat Suba Homestay. Het eiland was niet direct een tropische idylle, wat rommelig, veel struikgewas.
Na eerst wat anderen te hebben afgezet, reed het busje een doodlopend onverhard paadje in en stopte vervolgens. We waren er. Vier kamers naast mekaar in een betonnen gebouwtje, een tuin ervoor en een hoge muur rondom. Huh? Goh, tsjee.... Wel schoon en netjes, maar sfeerloos. Geen restaurantje of receptie en niemand aanwezig. Even later kwam de eigenaar aanrijden, die naast het gebouw bleek te wonen. Meteen maar een motor van hem gehuurd, want steeds naar het strand of restaurantjes lopen was wel wat ver. We zouden een week blijven, maar na drie nachten zijn we weer vertrokken. Dit was niet helemaal onze plek en ons eiland. Toen we een dag met de motor rondreden hebben we zeker wel wat mooie plekken gezien, mooie baaien, een prachtige zonsondergang bij Devil's Tear, een hoge rots vlak naast een mooie baai waar de golven met geweld tegenaan knallen en soms er overheen.
Ook het naastgelegen Nusa Ceningan, bereikbaar over een smalle houten hangbrug, was erg mooi en rustig. Maar de stranden waren weliswaar mooi, maar bijna allemaal verpest door saaie, suffe, te luxe en te nep-hippe tenten, die vaak een groot deel van het strand hadden ingepikt door hun terrein af te bakenen met een lage muur, waardoor tijdens vloed er vrijwel geen ruimte was om op het strand te liggen. En dat
wilden we juist. Relatief waren er ook iets te veel toeristen, die overdag bijna in optocht over het eiland tuften. Het eten was matig, voor te hoge prijzen, en de sfeer was wat duf.
Dan maar de plannen wijzigen. We vertrokken weer met de speedboat richting Bali. Toen we stonden te wachten bij het strand voor vertrek, waren een paar mannen een verse vis aan het grillen, op een zelfgemaakte barbeque. Ik stond te kijken, een van de mannen moest lachen en zei: "fish! bali-style!". Heerlijk, zo relaxed allemaal....en dat om negen uur 's ochtends.
De laatste halte in Indonesië, voordat we zouden eindigen in Hong Kong werd: Kuta! Ja, u leest het goed. Kuta. De Costa Del Sol van Indonesië, Sodom en Gomorra, toeristenhel of -getto, noem alle sombere kwalificaties maar op. Zo hebben wij het deels ook ervaren vijf jaar geleden. Maar het is ook de plek waar een schitterend, lang, breed, banaanvormig strand ligt, met een heerlijke zee met enorme golven, allemaal kleine biertentjes langs het strand onder de bomen, dus hier konden we doen wat we nog zo graag even wilden: vijf dagen beach-life!
Liesbeth had een goede tip: Flamboyan hotel, ruim 20 minuten lopen van het strand. Dat bleek een voltreffer, nog bedankt, Liesbeth! Gelegen ver van de drukte, in een brede, rustige "gang" (steeg, zoals je ze veel ziet op Bali, tussen de drukke straten in), een prachtige tuin met daarin een twintigtal kamers met terras, een zwembad, voor een vriendelijke prijs. Nog geen €20 inclusief ontbijt. We zaten ver van de drukte, je merkte er echt niks van.
Vlak ernaast lag een eenvoudige, gezellige warung, waar we echt belachelijk lekker - mag ik dat zeggen? Ja, dat mag ik zeggen - gegeten hebben. Het eten was soms zó spicy, dat we allemaal op het terras moesten niezen van de peperlucht die uit de keuken kwam..
Het strand was een feest. Mensen kijken, zo heerlijk. In alle soorten en maten: ordinaire Australische zuipschuiten, stelletjes waarbij de man zwaar getatoeëerd was, met baseballpet op, iets te dik, de vrouw nog dikker, met chagrijnige kop, veel chinezen, jonge stellen, surf-dudes, tientallen verkopers met van alles en nog wat, hippe mensen, neo-hippies, ouwe hippies, we waren helemaal blij. Bij het strand waren een heleboel goedkope warungs, heel eenvoudig, authentiek en ze verkochten heerlijke saté, soto-ayam en nasi goreng.
Vaak werden er op het strand honderden mini-schildpadjes losgelaten in de zee, een groot spektakel. Ook de vele surfers waren mooi om naar te kijken. De hoge golven bulderden en donderden en kwamen soms met een harde knal neer. Ideale surfplek. Het niveau lag soms erg hoog, ware acrobaten op het water, vaak ook Indonesische beachboys. Er werden ook overal planken verhuurd en lesgegeven. Lekker langs het kilometers lange strand lopen en kijken.
Het dagelijkse ritme was heel overzichtelijk en duidelijk: opstaan, kopje bali-koffie, ontbijtje met een eitje, even aan het zwembad liggen, naar het strand lopen, lunchen bij de warung, op het strand liggen, rond half vijf op een plastic stoeltje onder de bomen een biertje drinken bij Tommy's beer bar - niet meer dan wat koelboxen, een draagbare stereo en een voorraad drank - en na zonsondergang naar huis, biertje op ons terras, douchen, eten bij de warung. Simpel en fijn.
En ja, dat Kuta....we moesten er even doorheen als we naar het strand liepen en terug, even tanden op elkaar, want man, man.... Vreetschuren, tientallen, soms zo groot als een sporthal, zonder sfeer, lachwekkende prijzen met alles behalve authentiek Indonesisch eten op het menu, opdringerige verkopers die je naar binnen wilden lokken, en gêne is een woord dat hier niet bestaat, een holle frase. Als je alleen al die t-shirts ziet die hier verkocht worden, met de meest smakeloze, domme, seksistische, homo-vrezende teksten....
We ontmoetten nog een heel bijzonder stel op het strand. Man en vrouw, Canadees, wonend in Australië en ooit de hele wereld rondgereisd, rond de zeventig, allebei een paardenstaart. Rond half vijf kwamen ze steeds, plastic zeiltje om op te zitten, eigen bier mee, pinda's en "chilli from Thailand". Echt twee oude hippies. We raakten even aan de praat, en toen ze wegliepen, riep de man: "long live the Flodders!" Wat bleek: hij had ooit de film Flodder gezien, en was daar helemaal weg van. Erg blije, vrolijke, ietwat gestoorde, positieve mensen. Onvergetelijk. We hebben ze twee dagen gezien en gesproken.
Kortom: een vijftal heerlijke dagen!
Maar ja, het einde was nu toch echt nabij. We moesten verder, naar de laatste halte tijdens dit geweldige avontuur: Hong Kong.
Zaterdag de 27e moesten we om 2 uur 's ochtends op, om 6 uur vlogen we naar Kuala Lumpur, daar bijna 8 uur wachten en vervolgens verder naar Hong Kong.
Om half 9 's avonds kwamen we daar aan.
Met de taxi vanaf het vliegveld gingen we over snelwegen, bruggen, over eilanden, zo kenmerkend voor Hong Kong, overal hoge woontorens en kantoortorens. Een megastad, meer dan 7 miljoen inwoners, met een aantal van de dichtstbevolkte wijken ter wereld. Maar toch bestaat 70% van de oppervlakte uit bossen en bergen.
Ons hotel, Butterfly on Prat, lag middenin Kowloon, een zeer dichtbevolkte en levendige wijk. Hong Kong is vrij duur, zeker wat hotels betreft. We hadden dan ook een kamer van bijna €100, voor drie nachten geboekt. En de kamer mocht er zijn. Erg luxe, van alle gemakken voorzien. We hadden zelfs een hard én een zacht kussen, voorzien van een label, gratis gebruik van een smartphone, etc. Een modern, hip hotel, 18 verdiepingen.
We hadden trek in een biertje na een lange, lange dag reizen en naast ons hotel zat een stijlvolle bar met terras. De rekening was schrikken. €9 per groot glas bier.... Maar nood breekt wetten, dus daar deden we niet moeilijk over. Daarna meteen als een blok in slaap gevallen.
We hebben op straat gegeten op de "Temple street market", een levendige avondmarkt, heel volks, en uiteraard heerlijk (en betaalbaar) eten, en bier. We zijn met een tram, die bijna loodrecht omhoog leek te gaan, naar "the peak" gereden, op Hong Kong Island. Een ruim 400 meter hoog uitzichtpunt met magnifiek uitzicht over de skyline van Kowloon en Hong Kong island. We hebben met de beroemde "star ferry" de overtocht van Hong Kong island terug naar Kowloon gemaakt en gisterenavond hebben we de beroemde en vrijwel ongeëvenaarde skyline van Hong Kong Island, een enorm zakencentrum, bekeken vanaf de pier in Kowloon, inclusief lichtshow, die hier elke avond om 8 uur plaatsvindt.
Dit is een stad waar oosterse en westerse cultuur samenkomen, een werkelijk fascinerende metropool, waar hard gewerkt en ook veel geld uitgegeven en gefeest wordt.
Inmiddels staan we op het punt om uit te checken. We gaan nog even de stad in, want om 7 uur gaan we pas naar het vliegveld.
We zijn beland op de dag die je wist dat komen zou (of hoe ging dat rare koningslied nou ook al weer?). Vanavond vertrekken we, terug naar Nederland..... Het zit er op!
En de hoogtepunten? Misschien wel vooral het échte reizen, al die avonturen onderweg, langs bergen en dalen, door woestijnen, savannen, kale vlaktes, jungle, palmbossen, met bus, speedboot, riksja, motor, taxi, jeepney, bemo, vliegtuig, metro, tuktuk, trein, roeiboot, noem maar op. Vele duizenden kilometers, over land, water en in de lucht. Meer dan 450 uur zijn we onderweg geweest, we hebben 60 verschillende slaapplaatsen gehad.
Of waren het misschien al die fantastische, kleurrijke, aardige, hartelijke mensen die we hebben ontmoet? Zowel andere reizigers als locals.
Hoogtepunt qua plekken dan? Koh Kut en Mae Sariang (Thailand), Bagan en Nyaung Shwe (Birma), Tiger leaping gorge en de rijstterrassen van Yuányáng (China), Siquijor en Port Barton (Filipijnen), Ladakh en Amritsar (India) en Flores (Indonesië). Best veel, maar we kunnen moeilijk kiezen.
De reis is nu voorbij. Alhoewel....Ja en nee, eigenlijk is deze reis nooit voorbij. Hij zal voor altijd in ons herinnering blijven, de rest van ons leven dragen we deze ervaringen en de herinneringen mee. Deze reis heeft ons voor altijd rijker gemaakt. En dat is een goed gevoel.
Want reizen is voor ons een feest: de roadtrips, het echte reizen, het bevredigen van nieuwsgierigheid naar andere werelden, (eet-)culturen, religies, natuur, het omgaan met veranderingen en tegenslagen, verrast en verbaasd worden door nieuwe landen, nieuwe plekken, mensen ontmoeten etc. etc.
Maar het zit er dus op, het is mooi geweest. Vanavond stappen we op het vliegtuig en morgen zijn we weer.....thuis!
Bedankt voor alle hartverwarmende, lieve, leuke, positieve, originele reacties!
Er zitten ook weer veel foto's bij....
Tot gauw in Nederland!
Groeten en veel liefs,
Karlijn en Peter
-
30 Augustus 2016 - 03:20
B. J. Van Etten:
Karlijn en Peter, toevallig was ik net aan jullij te denken, en de email was er, wat een geweldig verhaal zal het drukken en bij de rest doen, geweldig gedaan, het boek is nu klaar, Gefeliciteerd en nu maar weer gewoon Haring, Zuurgoal, ossenworst, Croquetten enzovoorst maar ik zeg maar zo het klocktje tikt het beste thuis.
Dus welcome Home van B. J. Vancouver Canada.
PS mooie foto's trouwens. :) -
30 Augustus 2016 - 10:53
Paul Boonstra:
Hallo Karlijn en Peter,
Ik heb al jullie verslagen met heel veel plezier gelezen. Wat een geweldig avontuur hebben jullie gehad. Het was af en toe een klus om jullie soms zeer uitgebreide verslagen te lezen, maar door jullie prettige manier van schrijven verveelde dit nooit. Ik heb zelf ook de nodige reiservaringen in Azie, en de avonturen die jullie beleefd hebben waren voor mij soms zeer herkenbaar.
Peter, tot ziens op het werk!!!
Groeten,
Paul Boonstra -
30 Augustus 2016 - 11:19
Sjaak:
Hoi Peter /Karlijn
Ja hoor het is zover ! Wat 'n geweldig lang verhaal 'maar Ik ga het eerst uitprinten en dan op ons gemak lezen ! Ik heb inmiddels 'n heel boekwerk gemaakt echt de moeite waard .
Morgen gaan wij bijtijds naar Schiphol en zullen jullie met open armen ontvangen !!!!
Groetjes en tot morgen !! -
30 Augustus 2016 - 11:36
Wendy:
Wauw, het zit erop voor jullie. Ik heb genoten van alle verslagen. Goed geschreven ook, je zou er een boek van moeten maken. Heb een veilige reis naar Nederland en tot gauw. -
30 Augustus 2016 - 12:44
Carla En Fokko:
Lieve Karlijn en Peter,
Alweer een heel mooi verhaal. Is een heel spannend boek geworden, zo geweldig hoe jullie de ervaringen met ons gedeeld hebben.
Een hele goeie reis naar huis en de thuiskomst zal ook een happening zijn om de fam en vrienden weer te zien. Zij kijken er in ieder geval naar uit.
Wij momenteel in Florida voor 2 mnd, ook fijn, maar zal niet de mooie en spannende verhalen geven.
Liefs en succes met alles wat weer komen gaat.
Fokko en Carla
-
30 Augustus 2016 - 13:33
Tante Hetty:
Lieve Karlijn en Peter
Dat was weer [helaas de laatste] een uurtje genieten van het geweldige verslag.Wat een reis hebben jullie gemaakt, zoveel landen, culturen, prachtige natuur en noem maar op zoveel verschillende volkeren meegemaakt, en net zoals Peter schreef dit blijft altijd bij je, zo iets vergeet je nooit dit blijft voor altijd in je herinnering. Ik ervaar het zelf ook, heb tientallen jaren geleden ook met Henk zulke mooie reizen gemaakt en nu op oudere leeftijd geniet ik er nog steeds van en blijf ervan genieten, had dit niet willen missen.
Wij waren een week in Hong Kong en hadden ook een hotel in Kowloon vlak bij de haven, toevallig was het ook nog chinees nieuwjaar , was ook leuk om dat mee te maken.
Prachtige foto`s waren er deze keer weer bij, die met Kornelis is leuk hè, wat een lief mannetje.
Lieve Karlijn en Peter, heel veel dank , ik heb er van genoten en complimenten voor de mooie verslagen, de manier van schrijven alsof ik er zelf bij was[ik kan het moeilijk verwoorden hoor ].
Het zal wel weer even wennen zijn in Amsterdam, maar rustig aan en straks weer aan het werk, ook wel weer gezellig hè. Ineke en Sjaak zullen blij zijn als jullie morgen op Schiphol aankomen.
Dank, dank, dank !!!!!!!!!
Liefs tante Hetty -
02 September 2016 - 15:21
Marja :
Hoi Peter en Karlijn,
intussen thuis en nog vol ongeloof dat het echt voorbij is?
Toch wel weer fijn dat er weer concerten kunnen worden bezocht enzovoort :)
Al met al wil ik jullie laten weten dat het heel erg leuk was om de verslagen te lezen en met jullie
mee te reizen via jullie blog. Alles is zo kleurrijk verwoord, het bleef boeien. Zeldzaam.
Geniet na van de ervaringen en van de behaaglijkheid weer thuis te zijn.
Liefs en tot ziens.
Marja. -
05 September 2016 - 17:28
Charles:
Hi Peter en Karlijn,
Hopelijk lukt het nu weer wel om te reageren, de vorige keer ging het steeds mis.
Wat een reis en wat een verslagen. De afsluiter is ook mooi, een reis om altijd bij je te houden. Best wel n beetje jaloers maar hier in het stadhuis is het ook wel goed toeven.....
Veel momenten van herkenning heb ik in je verslagen gezien en tempo dulu, tidak apa apa, zijn uitdrukkingen die je hier ook wel in bepaalde momenten van pas komen.
Bedankt voor het "meereizen" en tot snel!
Groet Charles
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley